Op grond van de expertise en jarenlange ervaring is de advocatuur het best gediend bij contra-onderzoek door IFS.
Het komt regelmatig voor dat Officieren van Justitie in de rechtbank komen met het argument dat IFS niet kan worden benoemd omdat de deskundigen niet in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) zitten. Dit is een bewuste keuze van IFS nadat is gebleken dat via dit register vertrouwelijke informatie naar het NFI werd gelekt. Verder zouden alle deskundigen worden getoetst door deskundigen uit het buitenland omdat Nederland te klein is om onafhankelijke toetsers te vinden. Later bleek dat Peter de Knijff van het FLDO de DNA deskundigen van het NFI mocht toetsten. Hij onderhoudt nauwe banden met het NFI en lijkt ons dan ongewenst om hem NFI deskundigen te laten toetsen. Alle deskundigen van het NFI werden zonder problemen toegelaten. Aan deskundigen buiten het NFI werden hogere en andere eisen gesteld. Verder houdt het NRGD alleen maar DNA deskundigheid op bronniveau (bv. van wie is het DNA). De rechters hebben vaak behoefte aan antwoorden op activiteitenniveau (bv. hoe is het DNA op het stuk van overtuiging gekomen). Dit deskundigheidsgebied zit niet in het NRGD en daarmee is het dus eigenlijk van weinig waarde voor de rechter.
Het OM voert verschillende wetsartikelen op waarin wordt aangegeven op welke wijze tegenonderzoek en nieuw onderzoek dient te worden uitgevoerd. Wij hebben geen juristen in dienst en dus zullen we niet ingaan op de interpretatie van dit soort stukken. Wat het vermelden wel waard is, is dat als rechters in Nederland het contra-onderzoek in Nederland laten uitvoeren zoals het OM dat lijkt voor te staan, dat dat geen volwaardig onderzoek betreft dat bijdraagt aan de waarheidsvinding. De contra-onderzoeken die het OM voorstaan zijn hooguit een controle op de apparatuur en eventuele schrijffouten van het NFI.
Bij goed contra-onderzoek moeten fouten zoals gemaakt in de Schiedammerparkmoord en de Puttense moordzaak naar boven worden gehaald. DNA contra-onderzoek op alleen DNA extracten van dit soort zaken heeft geen zin omdat interpretatie van de aangetroffen biologische sporen van even groot belang is. De interpretatie van biologische sporen ligt op activiteitenniveau. Vaak moeten resultaten van het bloedspoorpatronenonderzoek en het DNA-onderzoek op activiteitenniveau aan elkaar gekoppeld worden. IFS is in Nederland het enige bedrijf dat over deskundigen beschikt die over bloedspoorpatronen- en DNA-onderzoek op activiteitenniveau rapporteren en daar veel ervaring in hebben. Richard Eikelenboom is in Nederland als eerste begonnen met het schrijven van rapporten op activiteitenniveau. Hij was toen nog werkzaam op het NFI. Rond 2001 waren dat rapportages met interpretatie van bloedspoorpatronen gecombineerd met DNA-resultaten. Rond 2003 schreef hij de eerste rapporten op activiteitenniveau waarbij gebruik werd gemaakt van alle aangetroffen biologische sporen. Bekende zaken waarin hij toen op activiteitenniveau heeft gerapporteerd zijn de Deventer moordzaak, de Puttense moordzaak (weerlegging van de sleeptheorie) en de moord op Mariëlla de Geus uit Gouda. Sinds 2003 tot op heden hebben deskundigen van IFS in een groot aantal zaken, in binnen- en buitenland op activiteitenniveau gerapporteerd en/of getuigd. Bekende zaken in Nederland zijn de Puttense moordzaak (met de werkelijke dader), de metselmoorden en de moord op Marianne Vaatstra.
Verder blijkt dat veel advocaten niet weten dat zij bij het aanvragen van contra-onderzoek een voorkeur mogen aangeven wie het onderzoek gaat uitvoeren en dat de rechters dat in principe moeten volgen. Het gegeven dat de deskundigen van IFS niet in het NRGD zitten is geen argument. De rechters kunnen beslissen dat zij over voldoende deskundigheid beschikken om het onderzoek uit te voeren. In zaken waar het zover is gekomen hebben de rechters altijd beslist dat IFS deskundigen over voldoende deskundigheid beschikten voor contra-onderzoek.
Dat het overdoen van een aantal DNA-extracten geen goed contra-onderzoek inhoudt, is door verschillende rechtbanken en Gerechtshoven onderkend. Deze hebben IFS onderzoeksopdrachten gegeven die de waarheidsvinding dienen. Indien gewenst kunnen de opdrachten in deze zaken worden verstrekt aan de rechtbank. Contra-onderzoek op alle DNA-extracten van het NFI is vaak niet zinvol. De verdediging is meer gebaat bij gevoeliger onderzoek aan DNA-extracten waaruit DNA-mengprofielen zijn verkregen en bij nieuw onderzoek aan bijvoorbeeld de kleding van het slachtoffer. Beiden onderzoeken vallen onder contra-onderzoek. Contra-onderzoek in de (westerse) wereld houdt over het algemeen in dat als het OM klaar is met zijn onderzoek de verdediging het onderzoek mag toetsten op de wijze die zij wil. Bijvoorbeeld de kleding van een slachtoffer of een wapen wordt dan aan de deskundige van de verdediging verstrekt die daarop onderzoek mag uitvoeren. Het OM in Nederland lijkt dit type onderzoek volledig te willen uitbannen, wat zeker zal zorgen voor nieuwe gerechtelijke dwalingen.
Lees hier meer over de fouten die kunnen worden gemaakt en de mogelijkheden van contra-onderzoek door IFS.
De volgende wetsartikelen kunnen worden gebruikt bij de benoeming van deskundigen (met dank aan Job Knoester).
Voorfase, voor onderzoek, via OM:
• 150 Sv: verzoek aan de OvJ bepaalde deskundigen te benoemen. Let op: dan wel beperkt tot inschrijving in het NRGD!
• 150a lid 1 en 2 Sv: tenzij onderzoeksbelang zich verzet kennis aan verdachte van onderzoek en uitslag.
• 150a lid 3 Sv: verzoek om tegenonderzoek binnen 2 weken. Dan ook benoemen welke deskundige.
Bezwaar termijn:
• 150b lid 2 Sv: als OvJ onderzoek (deels) weigert kan de RC binnen 2 weken na kennisgeving worden verzocht alsnog benoeming of uitbreiding onderzoek te laten plaatsvinden.
DNA 151a Sv:
• Lid 6: verdachte kan binnen 14 dagen na schriftelijke kennisgeving uitslag DNA-onderzoek verzoeken andere deskundige aan te wijzen. OvJ willigt verzoek in als er voldoende materiaal beschikbaar is.
MAAR:
• Lid 7: verdachte moet een deel zelf betalen als 1e onderzoek wordt bevestigd.
• Lid 9: artikelen 227 t/m 236 Sv van toepassing tenzij hiervan is afgeweken in lid 1 t/m 8.
Onderzoeksmateriaal:
• 150c lid 2 Sv: deskundige die tegenonderzoek doet krijgt toegang tot onderzoeksmateriaal en gegevens 1e onderzoek.
Via de rechter:
• 176 Sv jo. 182 Sv jo. 227 Sv.
• 176 Sv: RC kan deskundige benoemen oa op verzoek verdachte, op de wijze bepaald in 227 – 232 Sv. Verzoek geldt als verzoek ex 182 Sv.
227 Sv:
• Rechter en OvJ miskennen vaak criterium wet.
• Als verdachte verzoekt om onderzoek kan hij deskundige aanbevelen. Rechter kiest door verdediging aanbevolen deskundige tenzij onderzoeksbelang zich daartegen verzet.
Verzoek ter zitting:
• 316 Sv: onderzoek door RC nodig? Overeenkomstige toepassing oa wet deskundigen ex art 227 ev Sv.
• Geldt ook in hoger beroep via schakelbepaling 415 Sv.
• Maar Wet deskundigen geldt niet in tbs-verlengingsprocedures. Zie schakelbepaling 509m Sv.
Deskundige:
• 51k Sv: als deskundige niet in NRGD is opgenomen moet gemotiveerd worden waarom iemand deskundig is.
• Om te bepalen of iemand als deskundige kan worden aangemerkt kan aansluiting worden gezocht bij artikel 51i Sv lid 4: ”Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de kwalificaties waarover bepaalde deskundigen moeten beschikken en over de wijze waarop in de overige gevallen de specifieke deskundigheid van personen kan worden bepaald of getoetst.’’